top of page
  • TB

6 maart 1940: Doggers korte reis met de onderzeeër O 11

Gerard Dogger was aan boord van de Hr. Ms. O 11 toen de onderzeeboot zonk in de haven van Den Helder.


De O 11 was gebouwd door de Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw Fijenoord te Schiedam, en in gebruik genomen in 1926. Bij de mobilisatie eind augustus 1939 werd de onderzeeboot ingedeeld bij de kustdivisie, het offensieve element van de Nederlandse kustverdediging.

Op woensdag 6 maart rond kwart over tien ’s ochtends voeren de Hr. Ms. O 10, O 9 en als laatste O 11 uit om op de rede en in de Texelstroom manoeuvres te houden, die zouden worden gefilmd voor de speelfilm ‘Ergens in Nederland’. Aan wal stonden de camera’s klaar.


De zeesleepboot Amsterdam van de firma Wijsmuller – gevorderd als bewakingsvaartuig BVIII – kwam op hetzelfde ogenblik de haven binnen. De blauwe vlag die aan had moeten geven dat er grote boten uitvoeren en de ingang geblokkeerd was, was niet gehesen. Gehinderd door een ander kustvaartuig, raakte de sleepboot uit koers en ramde de O 11 aan bakboordzijde. De filmoperateur die op de onderzeeër stond, sprong meteen overboord. Hij zwom naar de kant, maar verloor enkele films.

In de film 'Ergens in Nederland' is rond minuut 12 de O 9 of O 10 te zien, die de haven van Den Helder verlaat.


Op de brug

Terwijl hij de sleepboot zag aankomen, bleef Hendrikus Goossens, commandant van de O 11, op de brug en probeerde de boot te manoeuvreren naar zo ondiep mogelijk water. Hij moest onmiddellijk een besluit nemen om het luik van de duikboot te sluiten of niet. ‘Sloot hij het luik, dan wist hij, dat een aantal mensen zich niet meer in veiligheid kon brengen; liet hij het luik open, dan was het gevaar groot, dat er water in de duikboot zou lopen en een aantal mensen ook niet boven zouden kunnen komen. In die fractie van een seconde was het besluit genomen. Het luik werd dichtgeschroefd. De boot zonk weg. De heer Goossens bleef op den commandotoren staan en stond tot aan zijn hoofd in het water. Op een gegeven ogenblik gaf hij zich een zetje en kon zodoende zwemmend den wal bereiken.’

Ongeveer tien opvarenden die zich voor de filmopnames aan dek bevonden, konden van boord springen. Motorsloepen en sleepboten snelden naar de drenkelingen en de zinkende duikboot. Marinepersoneel kwam in vletten te hulp. ‘Maar vóór men de O 11 had bereikt, was er van den onderzeeër niets meer te zien dan een vlek olie in het midden van de haven.’ Binnen een paar minuten was de boot onder de wateroppervlakte verdwenen.


Beneden

Oudste officier Franciscus Steinmetz en chef der machinekamer Willem Gestel stonden op de brug toen het ongeluk gebeurde, maar snelden naar beneden. ‘Ze haastten zich door het torenluik omlaag en hun koelbloedig optreden is de oorzaak geweest, dat de boot nog boven is gekomen.’

Goossens was tevreden over zijn mannen: ‘Toen het commando “luiken sluiten” gegeven was, kwamen de mannen, die in de nabijheid waren, alsof het een gebruikelijke oefening gold, met de reddingsgordels om naar boven. Ik ben de grootste bewondering voor de koelbloedige houding van mijn mannen. Alles ging zeer rustig in zijn werk, alsof er niets bijzonders gebeurde. Er was geen zweem van paniek.’

De Delftsche courant schreef: ‘Luitenant ter zee Steinmetz bedacht zich geen ogenblik en liet direct de nodige maatregelen nemen. De waterdichte deuren werden gesloten. Toen men merkte dat de boot zonk, werd onmiddellijk een der tanks “geblazen”.’ Doordat een tank werd geblazen, kwam het achterschip omhoog. Het was net genoeg om het luik boven de wateroppervlakte te krijgen. Zestien bemanningsleden konden gered worden.

Redding van zestien man
Redding van zestien man. Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant, 7 maart 1940.

Dogger

Adelborst Gerard Dogger was een van de geredde bemanningsleden. Het was zijn tweede tocht aan boord van de O 11. In zijn mémoires schreef hij: ‘Echt bang ben ik niet. Het gebeurde allemaal eigenlijk in grote rust. Een scheurend geluid hier beneden en boven op de brug een krachtig “Godverdomme-nog-an-toe” en “stomme rotkaffer” aan het adres van de sleebootkapitein. Daarna enkele luide bevelen, gevolgd door handelingen van efficiënte ongehaastheid. En hier zitten we dan.’ Dogger kreeg geen orders van de passerende officier, ‘want ik weet nog niets van de praktische werking van een onderzeeboot’, behalve: ‘Ga in die hoek zitten en blijft daar, anders loop je maar in de weg.’ De officier wierp zich op de afsluitkraan onder de woorden ‘Ik blaas’, in Doggers ogen ‘het Latijn van de deskundige’.

Dogger zat in zijn hoekje, terwijl om hem heen inderdaad de orders rustig werden uitgevoerd: ‘Men doet allerhande ingewikkelde dingen met kranen en kleppen en het lukt uiteindelijk om voldoende van de toren boven water te krijgen. We kunnen er net uit en iedereen die niet van dienst kan zijn bij het slepen van de beschadigde boot naar het marinedok wordt van boord gehaald. Ik dus ook; ik speciaal, denk ik, om opnieuw zinken te voorkomen.’


Berging

Jacobus Callenfels, commandant van de Onderzeedienst, had een moeilijke taak aan het bergen van de O 11. Toen hij ter plaatste kwam, was de situatie als volgt: ‘De neus rustte aan de Oostzijde van de haven op den bodem, terwijl boven water slechts zichtbaar waren: een gedeelte van de brug met periscoop-golfbreker, alsmede het achterschip, waarvan de duikroeren juist boven water uitstaken. De losgelaten telefoonboei dreef naast de boot.’

Met sleepboten werd geprobeerd de duikboot te verplaatsen, maar de O 11 was niet in beweging te krijgen. In plaats van gesleept, zou ze moeten worden gelicht. De benodigde (drie) lichters moesten van het bergingsbedrijf Van der Tak uit Amsterdam komen en zouden in de loop van de nacht aankomen.

Vanwege het tij kon pas om 17 uur een duiker worden ingezet om te kijken hoe het met de drie achtergebleven bemanningsleden was. Ze gaven geen teken van leven toen de duiker op de wand klopte. Zowel de boegbuiskamer en het voorbatterij-compartiment leken vol water te staan. En hoewel ooggetuigen hadden verklaard dat de aanvaring ter hoogte van het voorbatterij-compartiment had plaatsgehad, bleek het gat zich te bevinden in de boegbuiskamer, meer voorin. Doordat de voorste compartimenten waren volgelopen – met zo’n 100 ton water – was de O 11 te zwaar geworden om te slepen.

In afwachting van de komst van de lichters, werden de hijsbanden omgelegd. ‘Daarmee verstreek de hele nacht, onder zoeklichten van de Hr. Ms. Sumatra.’

Op 7 maart arriveerden de lichters. Ze moesten wachten op stil water, maar konden om kwart over elf beginnen met het indraaien van de takels. De O 11 werd verplaatst naar het achterste deel van de haven en op het zogenaamde Kuitje aan de grond gezet. Het hele proces duurde twee uur en twintig minuten.

O 11 gelicht
Het lichten van de O 11, op de achtergrond de Hr. Ms. Sumatra, 7 maart 1940. Foto Bernhard, collectie NIMH.

Slachtoffers

Pas op 8 maart, nadat het ruim was leeggepompt, konden de lijken worden geborgen.

De slachtoffers waren Oebele Postma, koksmaat, 21 jaar, geboren te Achtkarspelen. Hij was sedert drie jaar als vrijwilliger bij de marine in dienst, het was de eerste keer dat hij op een duikboot meevoer. Friedrich Wilhelm Johann Steenvoort, sergeant telegrafist, 34 jaar, geboren te Duisburg. Steenvoort had op het moment van aanvaring het order gekregen het luik tussen zijn compartiment en het centrale compartiment te vergrendelen. Hierdoor was de machinekamer, achterin, in tact gebleven – zodat kon worden gepompt om de duikboot te doen rijzen. In het centraal station onder de commandotoren kon de bemanning zich verzamelen en de boot door de toren verlaten. Het derde slachtoffer was Godefridus Leonardus Logmans, sergeant torpedomaker, 33 jaar, geboren te Haarlem. Hij werd als laatste gevonden, want hij bevond zich tijdens de aanvaring in het voorste gedeelte van de boegbuiskamer bij de torpedo’s.

Compartimenten O 11
De compartimenten. Haagsche courant, 8 maart.

Steenvoort en Postma bevonden zich in de voorbatterijcompartiment, aangegeven met twee kruisjes; Logmans in de boegbuiskamer, aangegeven met een kruisje.


Slechts één opvarende was uit de voorste compartimenten ontkomen, namelijk door het gat in de duikboot – de verticale scheur van ongeveer een meter lang en enkele decimeters breed. Theodoor Auer had het voorsteven van de sleepboot de duikboot zien binnenkomen. ‘Hij wist zich op een wijze, die haast niet te verklaren is, door het gat te werken en de kijkers op den kant zagen eensklaps tot hun groote verbazing uit de gezonken duikboot een man komen, wiens hoofd boven water stak en die zich zwemmend naar den kant begaf.’ Daarna was hij totaal ingestort. Pas de volgende dag kwam hij in het marine hospitaal bij kennis.

aanvaringsschade
De aanvaringsschade. Marineblad, maart 1940.

Een paar dagen later lag de O 11, normaal drijvend, in het natte dok op de Rijkswerf, waar nog het een en ander hersteld moest worden. Hier bleek, uit het stilstaan van de klokken in de boegbuiskamer en voorbatterijcompartiment, dat beide compartimenten praktisch tegelijk zijn volgelopen: om 10h16. De monteur van de wacht in het achterbatterij-compartiment was zijn rapport geëindigd ‘met de lakonieke aantekening: “10h15: stoot”.’

‘Dutch Submarine Disaster’, British Movietone, 14 maart 1940.


Oorlog

Op 14 mei werd de O 11 in de werf tot zinken gebracht door het marinepersoneel.

Op last van de bezetter moest het wrak gelicht worden en hersteld, maar in 1944 was dat nog niet voltooid. In september 1944 waren het de Duitsers die de O 11 lieten zinken, om de toegang tot de haven te blokkeren. In 1947 werd het wrak gelicht en voor de sloop verkocht.

  • Luitenant-ter-zee 2e klasse Hendrikus Abraham Waldemar Goossens (Willem I 1909-1973 Den Haag), werd in 1954 commandant van het Koninklijk Instituut voor de Marine. Foto de Telegraaf, 7 maart 1940.

  • Luitenant-ter-zee 2e klasse Franciscus Steinmetz, (Weltevreden 1914-2006 Maastricht), weigerde de erewoordverklaring aan de bezetter af te leggen en werd op 14 juli 1940 krijgsgevangen genomen. Dertien maanden later ontsnapte hij uit Colditz. Foto collectie NIMH.

  • Officier der marine stoomvaartdienst 2e klasse Willem Doede Johan “Pim” Gestel (Den Helder 1911-1989 Voorschoten), voer op 13 mei 1940 met de O 24 naar Engeland en kreeg aan het eind van het jaar een Bronzen Kruis uitgereikt voor zijn optreden daarbij. Foto: Gestel als adelborst, collectie NIMH.

  • Luitenant-ter zee 1e klasse Jacobus Callenfels, (Zierikzee 1896-1961 Veere), werd later schout-bij-nacht en viceadmiraal. Foto collectie NIMH.

  • Sergeant torpedomaker Theodoor Willem Franciscus Auer, (Vlissingen 1908-1966 Vlissingen), werd in 1943 krijgsgevangen genomen. Foto Haagsche courant, 9 maart 1940.

 

Bronnen:

B.C.M. Schouten, De berging van Hr. Ms. “O 11”, Marineblad 8 (1940) 595-606.

‘Bange uren in de marinestad’, Deltsche courant, 7 maart 1940.

‘Een strijd op leven en dood’, Bataviaasch Nieuwsblad, 18 maart 1940.

‘Gezonken onderzeeboot geborgen’, Bataviaasch Nieuwsblad, 21 maart 1940.

‘Het ongeluk met de O. 11’, Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, 11 maart 1940.

‘De O 11 door drie bokken gelicht’, de Telegraaf, 8 maart 1940.

H.A., ‘Moed en plicht’, Friesch dagblad, 9 maart 1940.

‘Slachtoffers van de O. 11 geborgen’, Haagsche courant, 8 maart 1940.

‘Het ongeluk met de O 11’, Nieuwe Tilburgsche courant, 6 maart 1940.

‘De berging van de verongelukte “O-11”’, Nieuwsblad van het Noorden, 8 maart 1940.

Gerard Dogger, De vierkante maan. Een persoonlijk oorlogsrelaas (Amsterdam 1979).

286 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page